Dierenmeisje (deel 3)

“Wacht eens even!” riep Leo. “Waarom helpen wij dan geen handje met sjouwen?” Om zijn woorden kracht bij te zetten sloeg hij zijn armen over elkaar met zijn spierballen wat naar boven, om die extra te benadrukken. “Wij kunnen de bedrijfsleider best een handje helpen, als wij dan ook wat van dat lekkere spek mogen proeven,” zei Leo terwijl hij zijn nek en schouders kraakte. “Kom op jongens, we zijn toch niet te beroerd om de handen uit de mouwen te steken om een eerlijk maaltje te verdienen? Wie helpt er mee?”

“Super idee!”  klonk het uit de menigte. “Prima plan!”

De mannen overhandigden hun shirts, glazen of andere spullen aan hun vrouwen en rennen naar het touw. Ze gingen op een rijtje staan alsof ze zich klaarmaakten voor een potje touwtrekken. Leo had zichzelf overduidelijk tot aanvoerder benoemd. “Vooruit jongens!” schreeuwde hij. “Als ik zeg trekken,  dan trekken we allemaal tegelijk.”

De walvisvaarder vond het niet zo’n goed plan. “Jullie kunnen dit maar beter aan de mensen van het hotel overlaten. Die weten wat ze doen,” zei hij.

“Onzin,” riep Leo, en tegen de andere mannen: “Trekken jongens, trekken zeg ik!”

Ze trokken allemaal tegelijk aan het touw. De zeehond rolde even op zijn zij. Wankelend van links naar rechts en bijna rolde hij weer op zijn buik.

“Niet op zijn buik laten rollen!” schreeuwde de walvisvaarder. Als hij op zijn buik ligt is hij verraderlijk snel en ontsnapt hij of neemt hij jullie te grazen.”

“Rustig nou maar, ouwe,” zei Leo arrogant. “Hij kan helemaal niet ontsnappen. Hij zit toch zeker vast aan dat touw, of niet dan?”

“Die zeehond weegt wel 1400 kilo,” riep de visser. “Die trekt jullie zo met z’n allen de zee in, dat verzeker ik je!”

Trekken!” riep Leo, de walvisvaarder negerend. “Trekken, mannen. Trekken!”

Langzaam, heel langzaam, begon de reusachtige zeehond door het stroeve zand te glijden. Een kort klagend geluid kwam uit zijn bek, als een geslagen hond, maar dan groter. Vol verwarring en verdriet keek hij naar de menigte om hem heen. Teleurgesteld dat er niemand was die hem voor de slagersmessen zou behoeden. De vrouwen van de trekkende mannen en wat andere sensatiebeluste toeristen sjokten mee terwijl ze aanmoedigingen schreeuwden naar Leo en zijn maten.

Trekken!” schreeuwde Leo weer. “Trekken! Jullie kunnen beter dan dit mannen, kom op!”

Ineens klonk er een ijzingwekkende gil. Iedereen hoorde het. Een gil zo hoog en schel dat die door merg en been ging.

“Neeeeeee!” gilde iemand. “Nee! Nee! Nee! Nee! Nee!”

De groep bevroor. De mannen met het touw in hun handen stopten met trekken. Leo verstomde. De toeschouwers stopten met aanmoedigingen en allemaal stuk voor stuk, keerden ze zich naar de richting van het dwingende gegil.

Half struikelend, meer rennend dan lopend, kwamen over het strand drie mensen vanuit het hotel. Voorop een klein meisje,  dat haar vader struikelend over het zand achter zich mee trok. De man probeerde het meisje tegen te houden, maar het kind bleef trekken. Ze sprong en draaide in een poging zich aan haar vader te ontworstelen. De gil kwam van het meisje.

“Stop dit!” gilde ze. “Stop hiermee! Laat die zeehond los! Laat hem toch alsjeblieft los!”

De vrouw, de moeder van het meisje, probeerde de andere hand van haar dochter te pakken om haar in bedwang te houden. Het meisje was echter zo wild dat ze haar niet te pakken kreeg.

“Laat de zeehond los!” bleef het meisje gillen. “Het is vreselijk wat jullie aan het doen zijn! Laat hem toch alsjeblieft gaan!”

“Ophouden nu Bette!” snauwde de moeder, nog steeds wanhopig proberend haar wilde dochter te pakken te krijgen. “Stel je eens niet zo aan, je bent geen klein kind meer!”

“Pa!” krijste het meisje. Pa! Zeg ze dat ze hiermee moeten stoppen. Ze moeten hem losmaken, pa!”

“Dat is niet onze zaak, Bette, ik kan daar niks aan veranderen.”

Leo en zijn helpers stonden nog steeds roerloos met het touw in hun handen. Iedereen keek zwijgend naar het gillende meisje. Verbaasd en een beetje van hun stuk gebracht. Ze keken schuldig, alsof hun moeder ze betrapt had met hun hand in de koektrommel vlak voor etenstijd. Of zag ik dingen simpelweg omdat ik hoopte te kunnen blijven geloven in moreel besef? De zeehond lag getergd in het zand. Al begon zijn huid te bloeden waar het touw zo strak zat, toch beeldde ik me in dat ik een glinstering van hoop zag toen hij de kant van het meisje opkeek.

“Meekomen nu, Bette,” probeerde de vader, zachtjes de arm richting het hotel trekkend. “Laten we weer teruggaan naar de hotelkamer en deze mensen hier met rust laten.”

“Echt niet!” schreeuwde Bette. “Ik ga niet terug! Ik wil dat ze die zeehond loslaten!”

“Kom op nou Bette, ophouden.” Zei de moeder.

“Sodemieter op, kind,” sneerde Leo naar het meisje.

“Jullie zijn wreed en lelijke mensen allemaal!”  de woorden rolden schril en met overslaande stem uit haar kleine keeltje. Alle volwassenen, toch al gauw zo’n veertig man, stonden stil naar het tafereel te kijken. Niemand zei iets, ook Leo hield zijn mond ditmaal. “Waarom duwen jullie hem niet terug in de zee?” schreeuwde Bette. “Hij heft niemand iets misdaan! Laat hem toch alsjeblieft gaan!”

De vader van het meisje wist zich geen houding te geven in de situatie. Hij leek zich niet te schamen voor zijn dochter, maar wist simpelweg geen raad met de impasse waarin ze zich ineens bevonden. “Ze is gek op dieren,” zei hij tegen de groep. “Ze is een echt dierenmeisje. Thuis heeft ze alle soorten dieren die je maar kunt bedenken. Ze praat met ze.”

“Ze hóúdt van ze,” zegt de moeder. “Van álle dieren.”

De menigte begon ongemakkelijk met de voeten te schuifelen in het zand. Onzeker begonnen de vrouwen naar hun mannen te kijken. De stemming begon om te slaan. Bij de vrouwen zag ik onzekerheid en een vleugje schaamte. Ze probeerden oogcontact te maken met hun mannen, die met hangende schouders naar het touw in hun handen keken. Het meisje was hooguit een jaar of negen. Ze was gestopt met trekken en draaien en stond stil naast haar vader die nog steeds haar pols vasthield.

“Toe dan!” zei het meisje, die voelde dat de stemming begon om te slaan. “Laat hem dan los! Maak het touw los!” ze stond daar zo klein en toch zo trots rechtop, in haar eentje tegenover een grote groep vreemden. Haar ogen fonkelden van woede en de wind blies haar haren rond haar gezicht. Bette leek wild. Bette, wat een geweldig stoer meisje.

“Er is niks wat we kunnen doen, Bette,” zei haar vader. “We moeten echt gaan nu.”

“Nee!” riep Bette. In de woede van die uitroep gaf ze een plotselinge ruk aan haar pols waardoor ze aan haar vaders greep ontsnapte. In de tijd dat ik met mijn ogen knipperde was het meisje er al vandoor, op weg naar de grote zeehond met zijn scherpe tanden.

“Bette! Nee!” schreeuwden haar ouders in koor. “Kom terug!” Hun angst duidelijk hoorbaar in hun stemmen.

Bette dook behendig tussen de mensen door, als een Ajax spits tijdens een thuiswedstrijd tegen Feyenoord. De enige die probeerde het meisje tegen te houden was de walvisvaarder. “Stop meisje! Hij scheurt je in stukken!” schreeuwde hij angstig. “Stop!, Stop!”

Niemand kon Bette meer stoppen. Ze rende recht op de kop van de zeehond af. De zeehond had kennelijk naar de commotie liggen kijken en draaide snel zijn uitgestrekte nek in de richting van het meisje.

Een hartverscheurende gil sneed door mijn trommelvliezen. De moeder viel op haar knieën terwijl ze in wanhoop probeerde tot haar dochter door te dringen. “Bette! Nee Bette, niet doen!” Ze snikte.

Het meisje was ondertussen bij de zeehond aangekomen en plofte naast de kop van het dier in het zand. Ze sloeg haar dunne armpjes om de dikke nek van de zeehond en drukte haar wang tegen zijn hals. Ik zag haar lippen bewegen, ze leek zachtjes tegen de zeehond te fluisteren. De zeehond lag doodstil. Hij sloot zijn ogen en zijn snorharen lagen ontspannen langs zijn wangen.

Er klonk een diepe zucht door de menigte. Vol ongeloof keken de mensen naar het kleine meisje bij de zeehond die zo kort geleden nog dat drijfhout verpulverde. Ze deden een stap achteruit, alsof ze probeerden te vluchten voor iets wat ze niet konden begrijpen. De ouders van het meisje liepen langzaam naar voren. Op een paar meter afstand van Bette bleven ze staan en gingen op hun hurken in het zand zitten.

“Pap!” huilde het meisje. Ze bleef ondertussen de hals van de zeehond strelen. “We moeten iets doen om ze te stoppen, papa! Laat ze alsjeblieft stoppen met hem pijn te doen.”

Er leek iets te gebeuren in de groep mensen. Ze weken uiteen alsof ze iemand wilden doorlaten. Als eregast op een benefietgala schreed een man in een wit pak naar voren.

“Kan ik misschien helpen hier? Wat is er aan de hand?” zei de man.

Iedereen wist wie deze man was. Het keurige witte pak, het gladde halflange haar, het lange zongebruinde gezicht en de aanwezige scherpe neus. Dit kon maar één persoon zijn. Dit was de bedrijfsleider.

[ Wordt vervolgd ]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

You May Also Like
Verder lezen

Winter lockdown

              Daar gaan we weer, denkt Naomi. Deze winter wederom een lockdown. Geen restaurantbezoekjes, geen feestjes, geen avonden…
Verder lezen