“Hoe bijzonder en eigenaardig,” sprak de bedrijfsleider terwijl hij in zich opnam hoe het meisje met het gevaarlijk grote dier knuffelde. “Je boft dat hij je gezicht er nog niet afgebeten heeft. Je kunt maar beter bij hem weggaan, dat beest is hartstikke gevaarlijk.”
“Ik wil hem niet loslaten!” riep het meisje, waarna ze haar gezicht nog dieper in de hals van de zeehond drukte. “Zeg tegen die gemene mannen dat ze hem vrij moeten laten!”
“Heeft u wel in de gaten dat het dier uw dochter ieder moment kan verslinden?” richtte de bedrijfsleider zich tegen de vader.
“Laat mijn dochter met rust,” zei de vader.
“Nonsens,” zei de bedrijfsleider. “Haal dat kind daar weg. Snel een beetje. En kijk uit bij dat beest!”
“Nee.”
“Wat bedoelt u, nee?” de bedrijfsleider keek met ongeloof naar de vader. “Die beesten zijn levensgevaarlijk! Snapt u dat dan niet?”
“Jawel, hoor,” reageerde de vader.
“Haal dat kind daar dan in hemelsnaam onmiddellijk weg, man!” riep de bedrijfsleider. “Straks gebeurt er nog iets verschrikkelijks.”
“Van wie is die zeehond?” vroeg de vader.
“Van ons, het hotel heeft de zeehond gekocht.”
“Doe me dan een lol,” zei de vader, “en laat mij de zeehond van u kopen.”
De bedrijfsleider keek naar de vader maar zei niets. Hij bewoog een hand in zijn broekzak waar ik het geluid van een paar rinkelende munten meende te horen.
“U kent mijn dochter niet, meneer,” zei de vader. “Ze wordt hysterisch als u die zeehond meeneemt naar het hotel om geslacht te worden. Ze houdt van dieren. Ze is echt gek op dieren. Ze praat zelfs met ze.”
De groep die het hele tafereel al vanaf het begin gadesloeg, stond als gehypnotiseerd te kijken naar de smekende vader en de bedrijfsleider die probeerde het beste te maken van een hachelijke situatie. Niemand van de toeschouwers verroerde een vin. Bang om iets spraakmakends te missen. Een enkeling filmde nog steeds met zijn telefoon.
“Als we de zeehond loslaten, zullen ze hem gewoon weer opnieuw vangen zodra u weg bent, dat snapt u toch wel?” sprak de bedrijfsleider. “Het dier is zo groot en zo kostbaar. Zodra hij vrijgelaten is, zullen ze proberen hem opnieuw te vangen.”
“Misschien heeft u daar gelijk in,” antwoorde de vader. “Maar hij kan snel zwemmen, of niet soms?”
“Ik weet heus wel dat zeehonden snel zwemmen,” zei de bedrijfsleider. Dat houdt de vissers echt niet tegen. Walvissen kunnen ook snel zwemmen en toch heeft de walvisvaarder er meerdere gevangen. U moet begrijpen dat zo’n grote zeehond een hele kostbare vangst is. Alleen al de pels is een hoop geld waard.” De bedrijfsleider keek naar de Amerikaan terwijl hij dit zei. Die had zijn mond al open om zich te mengen in de discussie, maar besloot een stapje achteruit te doen zodra hij de doordringende blik van de bedrijfsleider zag.
“De prijs maakt niet uit,” zei de vader.
Het meisje lag ondertussen nog steeds op haar knieën naast de zeehond. Zachtjes streelde ze zijn kop. De zeehond draaide zijn kop licht, zodat ze goed achter zijn kleine oren kon kroelen. De bedrijfsleider haalde een zijden zakdoek uit het borstzakje van zijn jasje en begon onzichtbaar vuil van zijn vingers af te poetsen. Hij had waarschijnlijk weinig zin om de zeehond te verkopen aan de vader. Het menu voor het feestelijke diner was al bedacht en de dorpsbode was al met zijn fiets de aankondiging voor het eetfestijn gaan verkondigen. Maar hij was de bedrijfsleider en moest dus het grote plaatje overzien. Na het schandaal met de ongelukkige meneer Hinnet had zijn hotel al genoeg betrokkenheid gehad met het noodlot, vermoedde ik. Een dood meisje zal de toerisme voor een lange tijd om zeep helpen. Ik schoof een stukje naar voren om het tafereel beter te kunnen zien. De bedrijfsleider leek zich erg bewust van de filmende toeristen. Je kon zien aan de houding van de bedrijfsleider dat hij niet zat te wachten op negatieve media aandacht. Tussen zijn ogen ontstond een diepe frons, terwijl hij nog altijd leek na te denken over zijn te volgens koers.
De vader vervolgde: “Ik zou het zien als een persoonlijke gunst, meneer de bedrijfsleider. Ik beloof u dat het hotel er financieel niet op achteruit gaat. Daar zal ik voor zorgen. Noem uw prijs!”
Alleen de omstanders die écht goed opletten zagen de wenkbrauwen van de bedrijfsleidsters een millimeter omhoog gaan, terwijl zijn mond iets krampachtiger in een streep trok in een poging niet te gaan glimlachen. De vader had de bedrijfsleider zojuist een soort carte blanche gegeven voor de prijs van dat beest. Dat maakte zaak ineens interessant. Hij probeerde de nog niet genoemde prijs op te hogen door nog even door te gaan met zwijgzaam zijn reeds schone handen te poetsen. Toen haalde hij met een diepe zucht zijn schouders op en zei: “Tja, als dit écht de enige manier is dat ik uw dochter in veiligheid kan brengen…”
“Dankuwel,” zei de vader.
“O, danku, dankuwel!” riep de ook de moeder.
“Teun,” zei de bedrijfsleider en hij wenkte de walvisvaarder. De visser liep richting de bedrijfsleider, zichtbaar verward door de situatie waarin hij zich bevond.
“Dit is je reinste hekserij,” zei hij. “Die oude zeehond is de grootste en wildste die ik ooit gezien heb. Hij vocht als een draak toen we hem probeerden te vangen. We moesten hem met zijn achten in bedwang houden! Dat meisje is bezeten! Dit kan niet…”
“Ja, ja.. Dat zal allemaal best,” zei de bedrijfsleider, “maar nu moeten jullie hem vrij laten Teun.”
“Vrijlaten?!” riep de walvisvaarder geschrokken. “Deze zeehond mag u echt niet laten gaan bedrijfsleider! Het is een recordvangst! Niemand heeft ooit zo’n grote zeehond gezien! Hij zal dit eiland beroemd maken! En bovendien, hoe zit het met het geld dat u ons beloofd heeft?”
“Jij krijgt het geld dat ik beloofd heb, Teun.”
“Niet alleen, bedrijfsleider.” Teun wees met zijn vinger richting de mannen die met het touw in hun handen stonden. “Zij hebben mij geholpen het dier te vangen. Ik zal hun dus ook moeten betalen. Had u daar wel aan gedacht?”
“Je hebt mijn woord, Teun, je kent me toch langer dan vandaag? Vertrouw je me soms niet?”
“Mijn woord heeft u ook,” de vader van het meisje deed een stap richting de walvisvaarder om zijn woorden kracht bij te zetten. “En jullie krijgen allemaal een extraatje als jullie de zeehond nu direct vrijlaten.”
De walvisvaarder keek van de bedrijfsleider naar de vader en weer terug. “Oké, wat jullie willen. Zeg niet dat ik jullie niet gewaarschuwd heb.”
“Er is wel een voorwaarde,” zei de vader. “Voor ik jullie het geld geef, moeten jullie me beloven dat jullie niet direct weer de zee op gaan om hem gelijk weer te vangen. In ieder geval niet meer vanavond. Afgesproken?”
“Akkoord,” mompelde de walvisvaarder, “afgesproken.” De walvisvaarder draaide zich om en liep richting de zeehond en het groepje mannen dat nog steeds met het touw in hun handen stond. Hij overlegde met de mannen, maar zo zacht dat niemand anders kon verstaan wat hij zei. Na een paar minuten liepen een paar van de mannen richting een duin en kwamen kort daarna terug met een paar lange houten stokken.
Het meisje lag naast de zeehonden was nog steeds zachtjes tegen het dier aan het fluisteren. “Bette,” zei de vader, “het is voorbij nu, Bette. Ze gaan hem vrijlaten.”
Bette keek om zich heen, een paar boze blikken werden richting de walvisvaarder en de mannen geworpen. Ze durfde de zeehond nog niet los te laten en bleef stijf naast het dier zitten op haar knieën. “Wanneer dan?” vroeg ze.
“Nu,” zei de vader, “ze gaan hem nu meteen loslaten. Kom beter maar bij ons staan, lieverd.”
“Beloof je het echt?” vroeg ze.
“Beloofd, echt Bette, beloofd.”
Het meisje trok langzaam haar armen van de hals van de zeehond. Ze stond op, klopte het natte zand van haar knieën en liep een paar pasjes naar achteren. Ze hield haar blik gericht op de zeehond.
“Oké, allemaal aan de kant nu!” schreeuwde walvisvaarder Teun. “Een heel stuk naar achteren, snel alsjeblieft! We weten niet wat dat beest zich in z’n kop haalt dadelijk.” De menigte deed een paar passen naar achteren. Schoorvoetend, want bang om iets van het spektakel te missen als ze te veel op veilig zouden spelen. De mannen onder leiding van Leo lieten nu het touw ook los en stapten richting hun wachtende vrouwen in de menigte. Teun ging plat op zijn buik liggen en tijgerde langzaam en behoedzaam richting de zeehond. Voorzichtig begon hij de knoop in het touw om de zeehondenbuik los te maken. Terwijl hij dat deed, hield hij zijn blik angstvallig op de kop van de zeehond gericht. Die hield zijn ogen rustig gesloten, maar zijn snorharen waren weer behoedzaam vooruitgestoken. Toen de knoop na een hoop gefrunnik was losgekomen, kroop de walvisvaarder snel achteruit richting de menigte. Toen kwamen Leo en zijn mannen weer naar voren lopen met de stokken in hun hand. Het waren lange puntige stokken van wel een paar meter lang. Ze wrikten de puntige kant voorzichtig onder de zijkant van de zeehond en begonnen een beetje te duwen. “Hup, stom beest! Rol dan om!” riep Leo. “Kom op jongens, duwen!”
De zeehond slaakte een laag grommend geluid. Het geluid deed me om een of andere reden denken aan een koe in barensnood. Toen klonk er een diepe zucht en draaide de zeehond uiterst langzaam op zijn buik. Misschien beeldde ik het me in, maar ik had het gevoel dat het strand een beetje trilde op het moment dat het dier op zijn buik lande. Gek genoeg ging de zeehond er niet direct vandoor. Hij hief rustig zijn kop op en keek om zich heen.
“Hup! Ga dan zeehond!” riep Bette, “ga maar naar de zee! Waar wacht je op?”
[ Wordt vervolgd ]