Ik zou zo graag mijn eerste boek schrijven, maar door mijn uitstelgedrag en snel afgeleide aandacht, heb ik daar geen tijd voor. Gelukkig onderneem ik naast het uitstellen van schrijven nog wel meer dingen. Zo liep ik met mijn blauwe Topmast hondenwandelkar richting het lokale natuurgebied ’t Twiske. Niet geheel toevallig woon ik daar naast. Hierdoor beperkt deze rit met de hondenkar zich tot een wandelgang van ongeveer vijf minuten.
Het zou vijf minuten kúnnen duren, ware het niet dat ik in een ontzettend sociale wijk woon. Probeer dan maar eens met een labradorpuppy in een blauwe hondenwandelkar naar het natuurgebied te lopen. Alsof ik hoogstpersoonlijk Koning Willem Alexander op een skatebord door de straat duw, komen alle buren plotseling hun portiekje vegen, al roepend: “Oeeeeh!”en “Aaaaaah!. Anno 2020 wordt er doorgaans maar weinig geveegd in de portiekjes. Dit zie je aan de hoeveelheid sigarettenpeuken en verfrommelde folders van buurtsuper Deen. Ze vegen ook met name naast het vuil in plaats van dat ze de afleiding geloofwaardigheid meegeven door daadwerkelijk eens nuttig de portiek aan te vegen.
Het blijkt echter veel leuker te zijn de veger als een soort boeman richting de pup te bewegen. Toegegeven, het piepende blafje en de kwispelende staart die dan tegen de zijkant van de hondenwandelkar rammelt zijn zo zoet als een suikerspin. Zo duurt het nu al ruim een kwartier om bij het natuurgebied te komen, maar de straat zijn we nog niet eens uit. Is het dan zo vreemd dat ik geen tijd overhoud om een boek te gaan schrijven?
Het langste staan we stil bij buurvrouw Jacobijn. Een hartstochtelijke oma die het recept van het leven heeft afgekeken van Viola Holt. Veel jovialiteit en niet te lang wachten met een gezellig glas wijn in de middag. Ze is een schat van een vrouw, maar haar echtgenoot is vermoedelijk doof óf geboren met een engelengeduld. Met zijn grijze stekeltjeshaar en rood aangelopen hoofd, loopt hij met een eeuwige glimlach achter zijn vrouw aan te sjokken. Meestal tilt hij iets. Of het nu de boodschappen zijn, de kleinkinderen of iets anders waar Jacobijn haar rug niet aan wil breken. Hoe zijn naam is weet ik niet. Ik denk Henk. Het is een echte Henk. Jacobijn praat genoeg om in aanmerking te komen voor een vermelding in het Guinness Book of Records.
Deze ochtend wil ze verhaal doen over de loodzware onderwaterbevalling van dochter Suus. De hoeveelheid details die daarbij worden opgelepeld, daar lust mijn hond nog geen brood van. Hoog tijd om met een vriendelijke knik en blik van verstandhouding met de echtgenoot, snel het hazenpad te kiezen. “Sorry pup, zo duurt het wel erg lang voor jij je ei kwijt kan”, bied ik mijn verontschuldigingen aan tegen de steeds onrustiger wordende pup. Het kan ook niet makkelijk zijn om zo lang je rust te bewaren, terwijl je in opperste staat van paraatheid verkeerd om voor de onvermijdelijke bemesting van een grasstrook te zorgen. Hij begint steeds onrustiger te wiebelen in de hondenkar. Het lot lijkt ons eindelijk wat gunstiger gezind, want de rest van de straat komen we uit zonder al te lang stil te blijven staan bij buurtgenoten. De wat meer verlegen buren zijn af te wimpelen met een vriendelijke “Goeiemorguh!”, en gauw weer verder lopen.
Plotseling hoor ik een geluid uit de hondenwandelkar opstijgen die iedere hondeneigenaar rap zal doen opspringen, of op zijn minst zijn nekharen overeind zal doen laten staan. Ik knijp mijn kiezen vast op elkaar wanneer ik met een vrezende grimas de kar in tuur. Precies op dat moment komt er een bruine staaf kokhalzend uit de bek van de pup. Ojee. De pup heeft gekotst in de wandelkar. Ik besluit om het op te lossen door het braaksel (Bah! Dat stinkt!) met een biologisch afbreekbaar hondenpoepzakje op te rapen. De pup ziet die handeling uiteraard aan voor een uitnodiging tot spel. Hij lijkt nu zo’n tien seconden later al lang weer vergeten te zijn dat hij zojuist zijn maaginhoud in staafvorm naar buiten heeft geperst. Zal wel niet ziek zijn dan, gelukkig.
Na mijn mouw en hand bevrijd te hebben uit de bek van de pup, rits ik bruusk de hondenwandelkar weer dicht en zet er stevig de pas in. Het is nu godbetert al drie kwartier geleden dat ik van huis ben vertrokken, maar nóg zijn we niet in het natuurgebied. Zo komt dat boek er natuurlijk nooit! Over een paar uur is het alweer tijd voor de volgende wandeling van de hond. Ik word al murw als ik er aan denk.
Het begint zowaar een aangename ochtend te worden, merk ik zodra ik bijna bij de hondenuitrenplaats arriveer. De zon is gaan schijnen, het waait niet hard en er zijn bijna geen andere wandelaars op de been. Zo zie ik het graag. Lekker wandelen in alle rust en genieten van mijn eigen gedachten en overpeinzingen. Ondertussen kan de hond lekker om mij heen dartelen en achter bunzingen aanrennen op de dijk. Maar eerst zal de pup even hurken. Hij zit met zijn staart op en neer pompend en vertrouwen zoekend in mijn blik, terwijl hij de maaltijd van gisteren uit zijn achterkant perst.
“Goeiemorgen!!!, Aaaaaaaah! Daar hebben we de pup! Was jij daar?! Wás jij daar, kleine doerak?!” klinkt het plots achter me. Mijn nekhaar gaat overeind staan, maar voor ik hier aandacht aan kan besteden staan er al drie paar natte hondenpoten tegen mijn ANWB-wandeljas aangedrukt. Drie kwijlende en hijgende border collies kijken me vrolijk aan. “Niet springen Dessel, Lissie en Sati! AF!”, roept de baas. Het maakt me een seconde trots dat mijn pup gewoon rustig kwispelend zit te wachten op zijn aai. Wat is hij toch voorbeeldig opgevoed.
De drie border collies hebben knipperende lampjes om hun nek. Ze zijn na een begroeting door mijn met koekjes gevulde hand weer tevreden doorgerend. Het baasje is echter blijven staan. Weer zo’n goedgeluimde buurtbewoner die lijkt te bestaan om wandelingen van andere mensen op te fleuren met verhalen over kleinkinderen en hondenbevallingen. Deze mevrouw kom ik vaker tegen. Elke dag maakt ook zij hier haar rondje met de honden op de dijk. Meestal het uur nadat ik ben geweest. Waar ging ik dit keer de fout in? Had ik dan zo lang met de buren staan praten?
“Ik heb vandaag een workshop met de honden, daarom ben ik wat vroeg vandaag”, verklaart de vrouw. Ik doe mijn aandeel als geïnteresseerde passant en vraag beleefd: “Oh? Een workshop? Wat ga je doen?” “Doggy Dancing”, antwoordt ze. Ik moet inwendig wat gniffelen.
Het toeval wil dat ik gisteren me heb lopen verkneukelen over het concept doggy dancing. Baasjes gaan op knallend harde muziek en knipperende discolichten op spelende wijze dansoefeningen doen ter bevordering van de behendigheid van hun hond. Het had er voor gezorgd dat ik een aantal vrolijke uren had doorgebracht op YouTube, me verkneukelend over de bijzondere mensen die deze sport met hun viervoeter beoefenen. Nu was ik dus zo’n bijzondere snuiter tegengekomen in het wild.
Om te voorkomen dat ik uitbarst in een lachsalvo die kan worden geïnterpreteerd als onbeleefd, mompel ik gauw “Wat leuk! Veel plezier! Wij moeten weer door, anders wordt het te veel voor de pup”. Mooi excuus, een pup. “Puppy! Karretje”, roep ik. Met een flabberende pels rent de pup opgewekt richting de wandelkar. Met een boog springt hij in zijn wagentje en gaat braaf zitten. Verwachtingsvol kijkt hij me aan, wachtend op een handvol brokjes. “Braaf puppy”, prijs ik hem. Ik rits vlug de kar dicht en zet het op een lopen. Hopelijk komen we thuis zonder al te veel onderbrekingen van sociale aard.
Vanmiddag zal het hele verhaal zich opnieuw herhalen, of morgenochtend, vanavond, overmorgen. Ik zou echt graag een boek willen schrijven. Maar zoals je nu ziet wordt mijn aandacht nogal afgeleid, waardoor ik er geen tijd voor heb. Gelukkig onderneem ik ook andere dingen.