“Kom op” zegt Bas. “Het wordt supervet!”
“Nietes,” probeer ik er tegenin te brengen, maar ik weet dat ik dit gevecht al heb verloren voordat het begonnen was.
“Super vet!” herhaalt Bas voor de zoveelste keer. “Meiden, lekkere meiden, lekkere meiden” zingt hij met een scheve grijns.
We zitten beiden op het Reinaert de Vos Lyceum in Amsterdam. Om te zeggen dat we geen ervaring hebben met meisjes, zou een leugen zijn. Bas lijkt altijd wel een vriendinnetje te hebben. Soms zelfs twee tegelijk. Als grote vent die een kop boven de rest van de klas uitsteekt, heeft hij de rol van populaire ‘volwassen’ jongen makkelijk geclaimd. Dat is precies waar ik het onderspit delf. Met mijn anderhalve meter en kinderlijke gezicht vol sproeten doe ik weinig meisjes hun hoofden omdraaien als we door de schoolgang lopen. Soms denk ik dat ik nog nooit gekust zou hebben, als ik Bas niet als vriend had gehad. Nu zijn er af en toe nog vriendinnen van Bas zijn meisjes, die in een vlaag van medelijden en een roes van puberhormonen nog wel eens met me willen zoenen tussen de kluisjes.
We lopen door het Rembrandtpark, schoppend naar de duiven en meeuwen die op het afval van barbecueënde buurtgenoten zijn afgekomen. Bas loopt vastbesloten in de richting van het feest, of ik er heen wil of niet. Mijn ouders zijn dit weekend niet thuis, dus Bas zal blijven logeren, voor de gezelligheid. Alleen blijkt, zoals in het verleden wel vaker, dat Bas een andere invulling aan het woord ‘gezelligheid’ geeft dan ik. Gelaten loop ik achter mijn logé aan.
“Het zal weer precies zo gaan als altijd,” probeer ik een tegenoffensief in te zetten. “Jij zal binnen tien minuten wel weer staan te bekken met het mooiste meisje van het feest, terwijl ik in de hoek van de keuken wordt belaagd door het vervelende kleine zusje van de jarige.”
“Jij kan toch ook gewoon met de lekkere meiden gaan praten?” verwerpt Bas mijn tegenspartelen. “Ze bijten heus niet.” Hij zwaait met de tas waar de pas gekochte Canei en chips in zitten en kijkt zoekend om zich heen. “Het zou hier ergens moeten zijn.”
“Weet je het niet zeker? Hoe goed ken jij die meiden eigenlijk?”
“Een knap meisje gaf me in de Albert Heijn het adres, ik zette het in mijn telefoon. Ik kan het alleen even niet terug vinden. Maar we vinden het feestje vast en zeker. Het was ergens dichtbij het park.”
“Wat?!” kerm ik. Het liefste zou ik willen dat de stad me op zou slokken en ik morgen pas weer zou ontwaken in mijn bed. Na een rustige nacht, zonder kritische blikken en vreemde mensen. Ik plaats daarvan hoor ik mezelf zeggen: ”Hoe dan?”
“Nou, gewoon. We lopen de straat af en zien vanzelf ergens een feestje. Makkelijk zat.”
Ik kijk om me heen en zie alleen maar hoge herenhuizen. Fietsen staan rommelig tegen de gevels geparkeerd. In sommige huizen brandt licht, in de meeste is het stil en donker. Een enkele klant staat in het Marokkaanse nachtsupermarktje. Sterke geuren van gekruide shoarma, vermengd met tabakslucht en een zoete zweem van snoep, vergrijpen zich aan mijn neusharen. Ik denk terug aan de keer dat ik in zo’n winkeltje was met Bas. Terwijl ik me liep te vergapen aan de nieuwe stripboeken en een stiekeme schuine blik wierp op de Playboy, had Bas plotseling zo’n Playboy gepakt en met een vlug gebaar onder zijn jas geschoven. De uitbater had hem betrapt en op de stoep in zijn kraag gevat. Bas had het blad terug moeten geven. Vreemd genoeg was voor de uitbater het hele voorval hiermee naar wens afgehandeld.
We naderen het einde van de straat zonder enig teken van feestelijkheden. De hoop dat we het feest nooit zullen vinden begint op te bloeien. “Voor jou is het ánders, jou vinden ze ten minste leuk! Zelfs als je er niet je best voor doet” zei ik. Het was waar. Een stomme scheve grijns van grote stoere Bas en de meiden wierpen zich vanzelf voor zijn voeten. Daar hoefde hij geen onderhoudend gesprek voor te voeren.
“Nee, doe normaal man. Ga gewoon met ze praten. Vraag gewoon of ze wil dansen ofzo, als je niks meer weet te zeggen.”
De enkele keren dat ik gezoend had met een meisje, had ik nooit met ze gesproken. Meestal waren het vriendinnen van de meiden waar Bas mee stond te zoenen, die uit pure verveling maar genoegen namen met mijn speeksel. Ik heb dan ook nog steeds geen enkel idee wat ik tegen een meisje zou moeten zeggen.
Wanneer we aan het einde van de straat de hoek om slaan, slaat ook mijn humeur om. Mijn hoop dat we het feest niet zullen vinden verdampt als water in de woestijn . In de verte klinkt een opzwepend Oempt oempt oempt oempt van een techno beat. In het huis van de muzikale klanken, is zelfs een regenboog aan discoverlichting te zien. Verdomme, daar gaan we, denk ik bij mezelf.
We volgen een slordig pad van willekeurig neergegooide tegels tot de voordeur en bellen aan. De deur wordt opengedaan door een meisje. Ik durf niet te gokken hoe oud ze is. Dat is een van de dingen die ik haat aan meisjes. We waren altijd gelijk op school, de jongens en de meiden. Allemaal even oud. Tot er ergens tussen groep acht en de brugklas iets onverklaarbaars leek te gebeuren, waardoor alle meiden er plots veel ouder uit zagen en zich ook ouder gingen gedragen. Een kloof die er eerder nooit was geweest, was nu precies de afstand die ik niet durfde te overbruggen met woorden. De meisjes waren vrouwen geworden en ik ben in zoveel aspecten zo nadrukkelijk nog maar een jongen. Altijd in de schaduw van Bas, die zich al een paar keer per week moet scheren.
“Wij komen voor het feest van Ellis” zegt Bas, terwijl hij al voorbij het meisje naar binnen loopt.
“Ellis? Hier woont helemaal geen Ellis” stamelt ze onzeker door het vertoon van zoveel puberaal zelfvertrouwen.
“Geen probleem” roept Bas over zijn schouder. “Ik red me wel. Ik ben trouwens Bas en dit is Emre. Is de keuken deze kant op? Ik zoek een glas voor deze wijn” zegt hij zwaaiend met de boodschappentas. Bas loopt een willekeurige kamer binnen en ik sta plots alleen tegenover het meisje.
“Hallo” stamel ik.
Zuchtend haalt het meisje haar schouders op en zwaait de deur verder open. “De keuken is die kant op. Er is wel bier geloof ik. Maak niks kapot, want ik heb geen trek in huisarrest voor de rest van de tijd dat ik nog thuis woon.”
Ik hou niet van bier. Bas zegt dat ik het moet leren drinken. Dat de bittere smaak van die koude klats met dat viezige schuim vanzelf zal wennen. Meestal volg ik de adviezen van Bas wel op, maar dit keer hoop ik toch vurig dat er in de koelkast ook een blikje fris te vinden is. In de keuken wurm ik me langs een paar oudere jongens die staan te roken bij de afzuigkap. De vloer is plakkerig van gemorste drankjes. Op het aanrecht staat een geopende fles Cola Zero. Ik schenk mezelf een grote plastic beker vol. Met mijn handen stevig om de beker geklemd zodat niemand ze ziet trillen van de zenuwen, begin ik door het huis te slenteren.
Het huis blijkt groter dan het vanaf de straat lijkt. Ik slenter van kamer naar kamer. Iedere ruimte is gevuld met pratende, rokende, dansende of lachende mensen. In de woonkamer, vlak naast de schuifpui waardoor ik naar de tuin had willen vluchten, zie ik iemand staan zoenen met een lang blond meisje. Ik besef dat ik naar de rug van mijn vriend sta te kijken. Uiteraard staat Bas weer binnen vijf minuten te bekken met het mooiste meisje van het feest, denk ik bij mezelf.
Op zoek naar een plek waar ik de rest van de avond enigszins met rust zal worden gelaten, glijd mijn blik langs de trap omhoog. Bovenaan de balustrade staat een enkel meisje. Op het moment dat onze blikken elkaar kruisen verschijnt bij haar een speels lachje. Dan draait ze zich abrupt om en loop uit het zicht. Normaal gesproken zou ik doorgegaan zijn met verloren door het huis dwalen. Er was echter niets normaals aan deze hele situatie. Een feest van vreemden, de vunzige feestelijkheid, allemaal onbekende gezichten die geen aandacht aan me lijken te besteden. Behalve het onbekende gezicht van het meisje. Zij had gelachen, toch?
Ik loop de trap op en zie dat het leidt naar een dakterras. Het meisje leunt over de reling van het dakterras, haar haren zachtjes golvend in de zomerwind. Ik ga naast haar staan en bestudeer zwijgend de zijkant van haar gezicht. Ze heeft sproetjes. Haar lippen bewegen. Ze zegt iets!
“Hallo.”
“Hoi” antwoord ik. “Wil je dansen? Ik bijt niet hoor…”