De dag na de aardbeving verloopt verbazingwekkend ontspannen. De buurtbewoners zijn allemaal blij dat er geen gewonden zijn, en hun spullen, tja, dat zijn uiteindelijk gewoon maar spullen. Mijn eigen koffer met kleren heb ik tijdelijk kunnen stallen bij het café op de hoek. Het café is wonderlijk genoeg gewoon open gegaan, al liggen de glazen en kopjes allemaal kapot op de vloer. De eigenaresse schenkt koffie in papieren bekers terwijl haar man met een bezem probeert zijn zaak weer toonbaar te maken.
Samen met een aantal andere bewoners van mijn complex loop ik door de wijk om te kijken hoe het overal is gegaan. Het is een onwerkelijke situatie waar we doorheen wandelen. Eeuwenoude gevels zijn weggezakt in de aarde, auto’s zijn bedolven onder puin en overal zijn buurtbewoners in touw om zo snel mogelijk de straten weer begaanbaar en veilig te maken. Twee straten van ons complex verwijdert, is een groot flatgebouw zo ver weggezakt dat de eerste drie verdiepingen nu ondergronds zijn. Daarbovenop is het hele gebouw ook compleet doormidden gespleten, alsof het een zandkasteel is waar een kind met een schep op heeft ingeslagen. Bij een supermarkt zie ik een grote rij. Mensen worden niet binnen gelaten door een beveiliger aan de deur. Zoals bij iedere ramp of crisis zijn mensen aan het hamsteren geslagen. De schappen zijn al bijna leeg. De wachtenden beginnen hun onvrede te botvieren op de gevel van de winkel, dus onze groep maakt zich gauw uit de voeten om nergens bij betrokken te raken.
De hectiek bij de supermarkt maakt het beeld dat we aantreffen als we de hoek omslaan nog moeilijker te bevatten. De zaterdagmarkt staat uitgestald alsof er niks is gebeurd. Volle kramen met vers fruit, vlees en vis en zelfs een bakker met feestelijk versierde taarten. Rustig schuifelend lopen de mensen langs de kramen op zoek naar de meest verse zalm en precies rijpe avocado. We besluiten ook maar vis en groenten te kopen voor een barbecue, aangezien we toch gewoon moeten eten.
“Ik had niet gedacht dat er vandaag markt zou zijn” zeg ik in het Spaans tegen de marktkoopman.
“Que paso nada, ons is niets gebeurd. Het leven gaat door” antwoordt hij terwijl hij zich richt op de volgende klant.
Schouderophalend voeg ik me weer bij mijn groepje en we gaan weer op weg naar onze straat. Behalve de bovenste verdieping lijkt de rest van de structuur van ons hoofdgebouw vrij solide. In de tuin heeft de barbecue de aardbeving overleefd, dus we kunnen nog koken. Voor de nacht slapen we op verzamelde kussens en matrassen in de hal. Beschut maar ook binnen een seconde weer buiten, mochten er nog meer naschokken komen.
Ineens gaat mijn telefoon. Ik herken het geluid eerst bijna niet. Na tientallen vruchteloze pogingen om het thuisfront te bereiken had ik me erbij neergelegd dat de netwerken voorlopig nog buiten werking zouden zijn door de schade aan de zendmasten. Als ik opneem hoor ik de stem van mijn beste vriendin, opgelucht en emotioneel.
“Oh wat ben ik blij dat ik je eindelijk te pakken krijg!” roept ze uit. “Op het nieuws zien we ineens allemaal heftige beelden uit Chili voorbij komen; gigantische tsunami’s, honderden doden, verwoeste kustplaatsen en ingestorte gebouwen…”
“Ik ben veilig. Waar ik zit valt het relatief mee. Ik was net met mijn huisgenoten op de markt om inkopen te doen voor een barbecue.”
Het voelt vreemd om iemand van thuis aan de lijn te hebben. De beelden die mijn familie thuis heeft gezien zijn overduidelijk nóg erger dan de dingen die wij hebben gezien en gehoord. Tv of kranten hebben we niet gezien en alle netwerken lagen eruit. Dit is voor het eerst dat we horen, vanuit Nederland nota bene, hoe de rest van Chili erbij ligt.
Mijn familie en vrienden hebben al uren geprobeerd om mij telefonisch te bereiken. Met ieder beeld van de schrikbarende situatie in de kustplaatsen zit de schrik er steeds meer in. Ik verzeker mijn vriendin dat alles goed en gezond is en vraag haar mijn ouders te bellen om ze gerust te stellen.
“Zeg ze dat ik ze blijf proberen te bellen, maar dat het hier veilig lijkt nu. Ik ben niet alleen, niet gewond en ik heb mijn spullen ook nog allemaal.”
“Kom je nu gauw naar huis?” vraagt ze.
Daar heb ik nog geen seconde over nagedacht. Thuis is alles normaal, veilig en bovendien blijft thuis de grond liggen waar hij ligt. Maar toch, ondanks alle voorvallen en angstige momenten, voel ik me eigenlijk heel gelukkig en kalm. Mijn verhaal is nog niet klaar in Santiago.
“Ik denk dat ik nog even blijf.” En na nog een extra geruststelling en telepathische knuffel hangen we op. Een kort ogenblik voel ik me ver van huis en ben me bewust van mijn status als ‘alleen in de grote kapot gebeefde stad’. Ik voel me schuldig richting mijn ouders en vrienden, die graag in hun bezorgdheid getroost zouden worden door mijn spoedige terugkeer. Ben ik egoïstisch? En zo ja, is dat dan per se erg?
Lang tijd om daar bij stil te staan krijg ik niet, want de Argentijn komt de tuin binnenlopen met een doos Corona biertjes en een zak limoenen. Daar zitten we. Tussen de ruïnes van onze slaapkamers, te barbecueën naast het zwembad. Verse vis, koude biertjes en opgeluchte mensen.
De dagen na de aardbeving vervliegen als een roes. We slapen dat weekend in de hal, wat oncomfortabel is maar ergens ook knus. We maken er het beste van. Als de maandag aanbreekt blijken de metro’s weer te gaan rijden en zijn alle bedrijven en scholen in Santiago gewoon open. Ik was in de veronderstelling dat onze wijk er genadig af was gekomen. De verhalen die ik hoorde via tv waren immers zoveel erger dan wat ik om me heen zag. Aangekomen op school blijkt echter niemand van de docenten en leerlingen mijn verhalen te herkennen. Pim was aan het feesten in een discotheek tijdens de aardbeving en heeft het al dansend niet eens in de gaten gehad. Hij was alleen geërgerd naar huis gegaan nadat de uitgevallen stroom een einde had gemaakt aan het feest. Het centrum met alle bedrijven is ongeschonden gebleven. Hier en daar een afgebroken ornament als een stille verwijzing naar de gebeurtenissen.
Die dag op school voel ik me voor eerst sinds de aardbeving een moment verloren. Waar ik naar buiten ren bij iedere naschok, blijft de rest zitten. Ik voel behoefte om te praten over de belevenissen, maar niemand herkent de verhalen. Alsof we allemaal naar de bioscoop zijn geweest, maar ik in mijn eentje in een andere zaal zat. De rest van Chili zat echter bij een nóg engere film dan ik. Er zijn in de eerste 24 uur na de aardbeving meer dan 90 naschokken met een magnitude van 5.0 of hoger geweest. Door de beving zijn meer dan 800 mensen omgekomen in Chili en zo’n twee miljoen mensen raakten hun huis kwijt. Tsunami’s zijn gemeten van Chili tot Nieuw Zeeland, van Japan tot Taiwan.
Ondanks deze heftige gebeurtenis ben ik niemand tegengekomen die aan het klagen was of zich slachtoffer van het lot heeft gevoeld. Ik zie mensen lachen, elkaar helpen en elkaar omhelzen. Ik moet denken aan de nuchtere marktkoopman die de dag na de beving gewoon zijn producten aan de man bracht.
“Que paso nada, het leven gaat door” had hij gezegd. Zo bekeken heb ik alleen maar redenen om gelukkig te zijn, want inderdaad; ons is niets gebeurd, we zijn er nog en we gaan er het beste van maken.
“Zeg Pim, zullen we dit weekend naar Los Vikingos? Daar waren de drinkbekers stalen nappen als ik me goed herinner, dus die zijn sowieso niet gesneuveld in de beving”.
Pim knipoogt: “Vamos!”